Rous (Sint-Genesius-Rode)

Rous (Sint-Genesius-Rode) bevat 20 gezegden, 287 woorden en 0 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

20 gezegden

Dat is goed!Da's wel, da!
dat zal niet waar zijndoe zal een vleeg opzitte
dronken zijneen beis op emme
een praatje doene klapke doen
even wachten aubvaaf meneute vè brussel
gedupeerdeden beuf zijn
het gaat ons goedwe zent geschapeit
Hij heeft een te korte broekij è woater in zenne keller
hij is héél domhij es zoe stoem as e varke
hij zal het moeilijk hebbenyj goa zâ père zeng
Iemand die veel kabaal maakte groet laweit
ik ben het nietda zeede van ee
moeilijk kunnen beslissenhij zit op ne wier
niks waard zijngin paap zèk wèt
op vader lijkenza peike gescheite
verminderenzaa shèt intrekke
wartaal uitslaanin en oat klappe
Wat ruik ik hierWa riek ekik ie
zich niet zo lekker voelenover en alf duij gescheite
zijn uiterste best doenbeuzze gijve

287 woorden

A

aalbesverzillebeize
aalputmessenk
aanhangwagenremork
aapmettekou
aardappelpataat
aarzelendàsteren
achteruit rijdendazen
afrossingrossenk
aftrekkerraklet
afwasbaklavabo
afwasbaklevjè
afwasbakpoembak
amaaija wadde
appelmoescompote
arduinbloane stien
autootto

B

bakkerbekker
bakkerijbekkeraa
banaanbanam
bandenbanne
bangerdplatschaater
beenbien
beenhouwerbieneur
behangentapisseiren
berkwutboem
bermnuskant
beukbuik
biefstukbustijk
blauwblôt
boekentaskabas
boeket bloemenbloemekei
bordtaloer
bosbeskroukebaas
boshyacinthsnottepillene
boterhambouke
brakenspeuve
brusselse kaasèttekês
bumperbar choq (pare-choc)
burengebeure

C

commodeschaproe

D

dampkapot
dasplastron
dekentjesezze
diefpikkendief
dikwijlsdikkes
dinsdagdestag
doe die deur dichtdoe dei deu toe
dokterdoktour
domoorstoemmerik
door de deurdui de dui dui
drempeldeulper
druifwaanbeis
dwarszwès
dweiloplangvodde
dweilenoplangen

E

Een pak slaagEun toeffeleng
Een stofjasNe kaspesjeir
eikaajk
eivolboezevol
elleboogellenboug
emmeriemmer
enkelknoossel
erg goedbroa goe
ergensieverans
erwtenekkes
ezelijzel

F

flauwfloakes
frietfrutte

G

gareelgariel
gebakjepatijke
gebluste kalkwutsel
gebreid jasjekazequin
geelgêl
geitgaat
geperste kopkipkap
geraniumsgerariums
geuzeguis
glasgelas
grasges
groengrung
gymnastiekjumme
gymnastiekjummenas

H

haarôr
hak van een schoentalloeng
hallvlô
handkarstoetkêr
hartèt
harten (kaarten) èttes
heen en weerover en t weer
hemd met vierkantjeseen um me carraukes
herbergstamenij
hij heeftij ijt
hoedne noot
hoedoot
hommeldaas
Hoofdkussenuppelenk

I

integendeeltoet toet
Italiaan (bvb restaurant) Italjender

J

jasanorak
jaspaltau
jaweltes
jurkkliet

K

kachelstouf
kalenderalmanak
karnemelkboutermelk
kenbaarmoembôr
KerstmisKesmis
keukenkuike
kikkerkikves
kikkerparre
kikkerdrilparregebeu
kinderenkadeie
kipkeek
kleerkastklierschaproe
klimmenkloutere
klokhuisknasjenbeit
knikkerkàrtàts
knikkermelber
koekooij
koffiecafei
koffiefilterkaffeibeuze
kokenzuije
kolen (verwarming) oelle
koningkuining
kookpotkassoer
koolkuul
kotteletkabernaa
kriekkreek
kruiwagenkreuwauge
kuikentjesjipke
kusbeis

L

laarzenbotten
lachengibbere
ladderlier
lage rugpijne geschot
lantaarnlampadeir
lekfuite
lepellèper
limonadelimonaat
livinglivenk
luchterluster
luikblafteur

M

maandagmendag
marktmet
meikeverpreikier-prekajuur
meisjemieke
middagnoen
minuutmenuut
motorkapkapoo (capot)
mugmugge
mutsmoets

N

naastneffe
naastneffest
naastneive
naast elkaarneiven ien
narcistaaikeloeze
neenes
nekneutte
nestel (s) sneu (re)
neusnuis
nochtanspertang
notennoikes

O

OCMWoupenboare onderstand
ongeduldigoemposjentig
ongevalaksedent
ontkoppelingembrayage
oogoeg
ooroer
opgewonden, nerveusarèzig
OplappenUpkalfatere
oranjeoreunne
oud mannetjeoud péeke
oud mevrouwtjeméeke
ovenouve
overschortkaspusière (van cache poussière)

P

paardpeid
paardenpismeurrezêk
paarsmoaf
pantoffelslats
paternosterpoaterneuster
peerpêr
perzikpezze
peterseliepietersille
pijnzie
platte schoptruffel
pluimpleumke
pollepelpeulêper
potloodkrejong
pratenklappen
preiparaa
proost!santij!
Pruim (klein blauwe)pallulleke
prutserkloddereir

R

raamvinster
rabarberroebalber
rammeling gevenaftoeke
remfrein
remmenfreneiren
ribreubbe
roodroet
roodbaarsjeroetbeuzzeke
rugrugge
ruiten (kaarten) koeken

S

sapzap
schaaplemme
schapank
schimmelschummel
schommelzweeg
schoolschoul
schoonmakenkesse
schopschup
schoppen (kaarten) schuppes
schortveschoet
schroevendraaiertournavis
sjaalkorwat
sjaalsnuttenk
slasaloe
sledeslezze
sleutelsleuter
slokopsloeker
sneeuwsnie
snelkokerpreskassoer
snoeischaarsecateur
spinspinnekop
staartsjeit
stationstoase
stekelbessteikelbeis
stelenpikken
Stijfselaumeldoem (frans amidon)
stoelstool
straatstroat
straattegelsdalle
straksfluis
strakssevves

T

taarttoat
tafellakennap
tasjat
teentien
tegendraadsteigerageur
terugvroem
totaalgrat
traphallkaasj
trappensjotte
twijfelenduzzeneire

U

uiajân

V

varkenpeuze
varkenpezze
veenbessenerrellekes (airelles)
veiligheidsspeldtoespelle
veiligheidsspeldtoodespelle
vergietverzêp
vergrootglasloep
vermoeienafmeuddere
verpleegsterinfermjèr
versves
versierenpaleire
verzekeringasseranse
veterreissneu
vingervenger
vlinderpeipel
vlinderpijpel
voetvoot
vogelvougel
voornaamsteprinstepeulste (frans principale)
vorkverket

W

wanordegat ouver oet
watermeloenpastèk
wceuske
wc-papiereuskespapee
weduweweif
weduwenaarweiverneir
wenengrijzen, blèten
witwut
woensdaggoenstag
wortelenweutele

Z

zaaienzooie
zak van bv een jastes
zaklamppillamp
zanikenkrefte
zaterdagzoaterdag
zeeftreimel
zeveraarzieverêr
zoomziem
zwaluwzwolm
zwartzwèt
zwetenzwiete
zwoerdzwozze